De radicale grondleggers van Rutgers – De organisatie achter ‘woke’ in het onderwijs
OPHEF! “Uw kinderen worden gehersenspoeld en geseksualiseerd!”, “Nee hoor, het gaat slechts om voorlichting en preventie!” — Wat is er nou werkelijk gaande? Wat zijn de tijden toch veranderd, van de preutse jaren vijftig naar de vrije jaren zeventig naar de preutse jaren twintig. En wat is er mis met een beetje vrijheid? Met kinderen die zichzelf leren te ontdekken en ouders, voogden en leraressen die hen hierbij begeleiden? Reactionair.nl zoekt het uit.
Artikel door Reactionair.nl
Als u het nieuws heeft gevolgd, dan kan Rutgers u niet zijn ontgaan. Deze in 1969 opgerichte stichting is tegenwoordig een kenniscentrum voor seksuele voorlichting, ontwikkeling en emancipatie. Rutgers is medeorganisator van de Week van de Lentekriebels, een week waarin basisscholieren les krijgen over ‘weerbaarheid, relaties en seksualiteit.’ Zo krijgen ze les over het aangeven van grenzen, menstruatie en zaadlozing, anatomische lessen over de clitoris en pielemuis en les over verschillende seksuele oriëntaties en genderidentiteiten. Allemaal zaken waar de jeugd spoedig mee te maken zal krijgen. In dit opzicht lijkt er niets mis te zijn. Vanwaar dan de ophef?
Onder aanvoering van Thierry Baudet werden meerdere voorbeelden aangehaald van ‘kinderboeken’ waarin ofwel expliciete handelingen werden getoond, ofwel verhalen werden verteld waarin complexe onderwerpen als transseksualiteit zeer simpel werden gemaakt (Het Lammetje dat een varken is, van Pim Lammers). Dit zou allemaal dienen om de jeugd te seksualiseren en te indoctrineren met de woke-agenda. Rutgers beet fel van zich af en kwam met de plausibele verklaring dat Baudet mensen misleidde, dat de genoemde voorbeelden enkel werden gebruikt voor de gepaste leeftijdscategorieën. Zo zouden er natuurlijk geen pijplessen zijn en zou alles gericht zijn op het voorbereiden van kinderen op de naderende complexiteit van seksualiteit. Klinkt plausibel. Veel mensen gingen achter Rutgers staan en waarschuwden voor overtrokken preutsheid. Duiken we in Rutgers, dan zien we echter een ander verhaal…
Neomalthusianisme
Laten we beginnen bij het begin: Jan Rutgers. De naamgever van Rutgers en haar voorloper, Stichting Rutgers. Jan Rutgers werd geboren in 1850 en stierf in 1924. Hij leefde in een tijd waarin de maatschappelijke moraal bepaald werd door de kerk. Hij was tevens predikant in de Nederlands Hervormde Kerk. Rutgers was in alle opzichten een revolutionair die radicaliseerde in de jaren 1890. Na een studie geneeskunde ontwikkelde hij ‘links-radicale opvattingen’, zoals het socialisme, feminisme, neomalthusianisme en vegetarisme.1 In die tijd waren dit zeker radicale opvattingen, en eentje springt er met name uit, namelijk ‘neomalthusianisme’. Wat is dit nou eigenlijk?
Thomas Malthus (1766 – 1834) was een Engelse econoom uit het pre-industriële tijdperk die voorspelde dat de mensheid in een ramp verwikkeld zou raken. Volgens Malthus betekende bevolkingsgroei dat er steeds meer landbouwgrond nodig was om de wereld te voorzien van voedsel. Aangezien de aarde een beperkte capaciteit heeft zou er een punt komen waarop er niet genoeg land zou zijn om voedsel te verbouwen. Het gevolg: hongersnood.
Pas na het industriële tijdperk wisten we dat Malthus er naast zat, maar dat was niet zijn schuld. Er zijn twee factoren die hij niet in beschouwing kon nemen, omdat deze pas na zijn dood duidelijk werden. Ten eerste zorgde industrialisering voor een verhoogde productiviteit, waardoor minder landbouwgrond nodig was om voedsel te verbouwen. Ten tweede zorgde industrialisering er indirect voor dat de bevolkingsgroei verminderde. Zijn manier van denken is echter verre van verleden tijd. Neomalthusianen geloven dat menselijk gedrag en groei beperkt moet worden om de wereld leefbaar te houden. De Club van Rome, een in 1972 opgerichte denktank, is hier het perfecte voorbeeld van; er komt een einde aan (economische) groei en daarom moeten we ingrijpen.
Of de rem op bevolkingsgroei het gevolg was van industrialisering of sociale veranderingen valt te betwisten. Denk aan Henri de Saint-Simon, een 19e-eeuwse Franse graaf die geloofde in industrialisering als middel om een sociale transformatie te bewerkstelligen. Dit gaat in tegen het algemene beeld dat socialisme een antwoord was op het industriële tijdperk en de uitbuiting van arbeiders die toen plaatsvond. Zijn volgelingen stonden bekend als de ‘Saint-Simonisten’ en Karl Marx beschreef Henri de Saint-Simon als de aartsvader van het socialisme. Onder de volgelingen van Saint-Simon vinden we: Barthélemey-Prosper Enfantin: belangrijk in het aanleggen van het Suezkanaal; Simon Ganneau: een tovenaar die zichzelf de ‘Mapah’ noemde, een geslachtsloze profeet; en de gebroeders Péreire, die betrokken waren bij het financieren van spoorwegen en banken in Spanje, Frankrijk en het Ottomaanse rijk en fabrieken. Het uitgangspunt is het bereiken van de sociale transformatie die een nieuwe cultuur teweeg zou brengen, met leidende principes als gelijkheid, een nieuw soort christendom, vrije liefde en een vrouwelijke messias. Vrije liefde slaat hier op vrije seks, iets wat compleet radicaal was in de toenmalige tijdsgeest.
Vrije liefde zien we terugkomen in het saint-simonisme en als we teruggaan naar Jan Rutgers, dan zien we dezelfde concepten. Hij was een neomalthusiaan die voorstander was van anticonceptie, niet hoofdzakelijk vanwege het hebben van veilige seks, maar om geboortebeperking te bewerkstelligen. In 1901 werd hij dan ook lid en later voorzitter van de Neomalthusiaanse Bond, samen met zijn vrouw. Deze bond was in het leven geroepen om overbevolking te voorkomen en anticonceptie diende als middel tot dit doel. Maar volgens het Huygens Instituut zag Rutgers anticonceptie ook als “onderdeel van de bevrijding van de moderne mens uit het keurslijf van de onnatuurlijke moraal.” Dit is een moderne opvatting van ‘natuur’, daar natuur in traditionele zin de aard van een zaak betekent.2 De natuur van seks, traditioneel gezien, is voortplanting. Volgens Rutgers was de natuur van seks er een van vrijheid. Zo was hij ook fel gekant tegen het huwelijk, omdat dat onnatuurlijk zou zijn.
Rutgers was een voorstander van ‘rasverbetering’ door middel van eugenetica. Zo pleitte hij ook voor ‘sterilisatie voor erfelijk belasten’. Hoewel eugenetica redelijk populair was in het eerste deel van de twintigste eeuw, werd het in de ban gedaan na de verschrikkingen van het Nazi-regime. Geen geforceerde sterilisering, geen publieke praat over rasverbetering. De strekking van eugenetica was, met als dieptepunt het Nazi-regime, dat de staat de reproductieve rechten van de bevolking ging bepalen. Desalniettemin heerst hetzelfde onderliggende idee: voor de bestwil van de mensheid (zij het malthusiaans of eugenetisch) moet de mens, collectief of individueel, het doel van seks bepalen. Dit is de man waar Stichting Rutgers naar vernoemd is.
Rutgers is overleden in 1924. Stichting Rutgers werd pas in 1969 opgericht. Wat is er in de tussentijd gebeurd? Daarvoor moeten we een aantal organisaties benoemen die rond deze tijd ontstonden en hun doelstellingen, te beginnen bij Rutgers zelf.
Zoals gezegd werd Rutgers in 1969 opgericht en het was de opvolger van de Nederlandse Stichting Consultatiebureaus voor Huwelijks- en Geslachtsleven. Haar primaire taak was het verspreiden van kennis over anticonceptie, abortus en het geven van seksuele voorlichting. Als Jan Rutgers geloofde in anticonceptie voor 1) geboortebeperking en 2) vrije seks, mogen we dan veronderstellen dat Stichting Rutgers dezelfde redenen had om anticonceptie te propageren?
Op de website van Rutgers zelf trekken zij de lijn door van Jan Rutgers en zijn activiteiten naar de stichting zelf. De tijdlijn op hun website begint zelfs bij Jan Rutgers.3 Het lijkt bevestigd te worden dat het activisme omtrent anticonceptie voortkwam uit de werken van Thomas Malthus. Kortom, geboortebeperking omdat er een limiet zit aan groei volgens Malthus en geboortebeperking en vrije seks volgens Jan Rutgers.
Bekijken we de tijdlijn van Rutgers, dan zien we verscheidende organisaties. De Nieuw-Malthusiaanse Bond in 1881, waarvan het doel het terugdringen van bevolkingsgroei was, lijkt hierin de oorsprong te zijn van al deze organisaties. Het huidige kenniscentrum is ontstaan uit een fusie in 2011 tussen de Rutgers Stichting en de Wereldbevolkingsstichting. Laatstgenoemde was in 1987 opgericht door twee Britten en richtte zich op de gevolgen van bevolkingsgroei. Haar doel was het terugdringen van hoge geboortecijfers door het aanmoedigen en normaliseren van anticonceptie, abortus, vrije seks, seksuele opvoeding, etcetera. In 1999 fuseerde Rutgers met de NISSO-groep (Nederlands Instituut voor Sociaal Sexuologisch Onderzoek), die dezelfde doelstellingen had en streefde naar seksuele vorming, voorlichting en toegang tot anticonceptie. We zien kortom een web van neomalthusiaanse actiegroepen, de NMB, de NISSO, Rutgers en de Wereldbevolkingsstichting, die nu de seksuele voorlichting in Nederland verzorgen.
Pedofilie
Dan is het nu tijd om te praten over het taboe-onderwerp; pedofilie. We gaan hier twee andere organisaties introduceren.
De eerste is de Nederlandse Vereniging voor Seksuele Hervorming (NVSH), die in 1946 is opgericht en de opvolger is van de Nieuw-Malthusiaanse Bond. Deze bond heeft dus dezelfde oorsprong als Rutgers en andere organisaties die al benoemd zijn en heeft vergelijkbare doelstellingen. De NVSH was bepalend in de veranderende denkbeelden over seksualiteit eind jaren zestig en had honderdduizenden leden. De gedachte dat alles maar moest kunnen, groeide en het NVSH speelde ook daar een grote rol in.
Wat opvalt, is dat de NVSH vond dat álles moest kunnen. Inclusief pedofilie. De NVSH organiseerde werkgroepen voor pedofilie die werden ondersteund door PvdA-senator Edward Brongersma, omschreven als “een van onze schaarse Christusfiguren” door een lid van Vereniging MARTIJN.4 Diezelfde Brongersma werd in de jaren zeventig de voorman van de pedofilie-acceptatie beweging. Zo’n relatie tussen een volwassen persoon en een kind zou gezond kunnen zijn. Een kind zou seksueel contact met een volwassene fijn vinden. Brongersma geloofde, net als Jan Rutgers, in het bevrijden van de mens uit de toen overheersende moraal, hoewel het onduidelijk is of Rutgers de standpunten van Brongersma ondersteund zou hebben. Brongersma werd in 1950 veroordeeld voor ontucht met een zestienjarige, waarop hij elf maanden in het gevang verbleef. Desondanks vond hij de weg terug naar de politiek. In de jaren zestig werd hij bestuurslid van de NVSH, waar hij pedofilie-werkgroepen organiseerde. Deze werkgroep gaf het tijdschrift NIKS uit. NIKS is een afkorting voor ‘Naar Integratie KinderSeksualiteit’.5
In de NIKS-uitgave van september 1982 schrijft Theo Sandfort een artikel met de titel Wie weet wat goed is? – Kinderen, hun seksualiteit en pedofilie. In dit artikel betoogde hij dat ‘kinderbevrijding’ niet alleen positief is voor het kind, maar óók voor de pedofiel! Sandfort schreef ook voor tal van andere pedofielenbladen zoals P.A.N. (Paedo Alert News): a magazine about boy-love en Homologie: over pedofiele homofielen en homofiele pedofielen. Sandfort was verder ook redacteur van het Engelse pedofielenblad Paidika.6 Enkele andere redacteurs van Paidika waren Brongersma, Bill Andriette van de North American Man/Boy Love Association (NAMBLA) en Gert Hekma (bekend van uitspraken als “het kind wordt eindeloos gedwongen, maar bij seks mag het opeens niet meer” in het blad van Vereniging MARTIJN). Sandfort was van 1996 tot 2001 hoofd van de afdeling “Diversiteit, leefstijlen en gezondheid” op het NISSO. Opmerkelijk is dat in 1999 de Rutgers Stichting en het NISSO zijn gefuseerd, ook heeft de Nisso Rutgers Groep reeds in 2010 nog een rapport van Sandfort gepubliceerd.
Rond 2000 ontstond er een groot schandaal omtrent de kinderporno-collectie van Brongersma, die in zijn loopbaan regelmatig uitstapjes maakte naar Azië als sekstoerist. Deze collectie zou wetenschappelijke doeleinden dienen; een maas in de wet om op legale wijze kinderporno te beheren. Het OM beweerde dat de Brongersma Stichting geen wetenschappelijke instelling was en dat het zeer twijfelachtig was of al dit materiaal voor wetenschap werd gebruikt. Brongersma was immers een pedofiel en zou de collectie voor eigen genot hebben gebruikt. Of hij deze collectie hiervoor gebruikte blijft onduidelijk, daar lijkt geen sluitend bewijs voor te zijn.
Niet enkel de Brongersma Stichting kwam in de problemen, ook een organisatie genaamd de Frits Bernard Stichting kwam rond dezelfde tijd in 2000 in het nieuws. Deze organisatie zou, net als de Brongersma Stichting, ‘kinderseksualiteit’ onderzoeken. Onderdeel van dit onderzoek was het opbouwen van een kinderpornocollectie. Toeval? De oprichter, Frits Bernard, destijds tachtig jaar oud, was zelf pedoseksueel. In de statuten van de stichting stond dat zij samenwerkten met, onder andere, de Rutgers Stichting,7 hoewel het dus een onbekende organisatie zou zijn.
Heeft Rutgers zelf direct iets te maken met de pedofilie-acceptatie beweging? Op 22 juni 1979 werd er een petitie gepresenteerd waarin werd opgeroepen tot het legaliseren van seksueel contact tussen volwassen en jongeren onder zestien. De petitie stelde dat deze contacten niet schadelijk zouden zijn en dat de wet zich enkel moet richten op ‘ongewenste handelingen’. De strafbaarheid van seksueel contact tussen deze groepen zou hulpverlening enkel belemmeren. Het afschaffen van de leeftijdsgrens op seksueel contact werd mede ondertekend door Rutgers Stichting, samen met onder meer het Humanistisch Verbond en de NVSH, waar Edward Brongersma voor werkte.8 Daarnaast is voormalig GroenLinks- en PSP-politica Andrée van Es voorzitter van de Raad van Toezicht van Rutgers. De PSP was een partij die destijds —dat is, in de tijd dat Andrée van Es de lijstrekker van de partij was— voorstander van het verlagen van de leeftijdsgrens van seksueel contact, om dezelfde redenen als in de petitie worden genoemd. Zo is te lezen in het verkiezingsprogamma 1981-1985 dat de partij voor de afschaffing van de strafbaar-stelling van pedofilie was,9 in het concept verkiezingsprogramma 1986-1990 is te lezen dat “er met name bij pedofilie en sadomasochisme, nog verassend veel taboes bestaan”.10
Ook Herman Meijer, voormalig voorman van GroenLinks, was groot voorstander van het invoeren van ‘klachtvereiste’. Dit betekende van 1991 tot 2002 dat pedoseksuele contacten (technisch gezien hebefiel) werden ‘gedoogd’ en deze contacten enkel strafbaar waren als de ouder van het kind een klacht zou indienen tegen de volwassen persoon. De gedachte was dat seksuele ontplooiing van het kind hierdoor verbeterd werd en tegelijkertijd kinderen beter werden beschermd, maar in de praktijk kwam het neer op de seksuele ontplooiing van pedofielen. Het uitgangspunt in zowel de petitie als in de klachtvereiste is dat seks tussen tieners van 12 tot 16 jaar en volwassenen niet per se immoreel is. Het zou voordelig voor het kind én volwassen persoon kunnen zijn. Let wel, we spreken hier niet over seks met prepuberale kinderen. De klachtvereiste werd door een artikel in De Groene omschreven als het product van ’libertijnse opvattingen’. Volgens het artikel wilde een werkgroep binnen de PvdA nog verder gaan door kinderporno enkel strafbaar te maken indien het kind van 12 jaar of ouder een klacht indiende.6 De rapportschrijver van deze werkgroep binnen de PvdA? Cees Straver, bestuurslid van de Brongersma Stichting. In 2002 werd de klachtvereiste afgeschaft, in de nasleep van de Dutroux-affaire, het vermeende kinderpornocentrum in Zandvoort en misbruik in de katholieke kerk.
In de tijd van het gedoogbeleid werd Rutgers Nisso Groep directeur Pieter Wijnsma geïnterviewd voor het magazine van de NVSH.11 Hierin verklaarde hij dat hij in de jaren zeventig een groepje basisschoolleerlingen aanmoedigde om masturbatie uit te proberen, omdat die “lustkant” ontplooid moest worden. In hetzelfde interview zei hij dat hij deelnam aan het promotieonderzoek van Theo Sandfort en dit onderzoek bestempelde hij als “heel belangrijk” om seksueel misbruik in kaart te brengen. Voor Rutgers was het destijds al belangrijk dat kinderen wisten hoe zij zichzelf konden bevredigen. Ofwel, het zien van kinderen als inherent seksuele wezens. De tijd, de jaren zeventig, waarin Rutgers en het NVSH geen schadelijke gevolgen zagen van pedofiele contacten.
Brongersma overleed in 1998. Twintig jaar voor zijn dood werd de Brongersma Stichting opgericht, die als doel het financieren van onderzoek naar pedofiele relaties had. Deze stichting beheerde de collectie van Brongersma, die in beslag werd genomen door het OM in 1998, waaronder kinderporno. Hoewel de Brongersma Stichting geen rol meer speelt (de organisatie bestaat officieel niet meer), heeft zij wel een rechtsopvolger. Dit is het Fonds Wetenschappelijk Onderzoek Seksualiteit (FWOS). Dit wordt bevestigd in het jaarverslag 2018 van de FWOS.12 Hierin wordt vermeld dat: “Het FWOS is de rechtsopvolger van de Dr. Edward Brongersma Stichting en in die hoedanigheid eigenaar van de archieven die Brongersma bij zijn dood heeft nagelaten.” Ook word in dit verslag vermeld dat de archieven worden beheerd door Rutgers en het IISG (Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis) in Amsterdam. Verder zegt het FWOS in het jaarverslag dat dit archief niet openbaar is: “Vanwege (privacy) gevoelig material in zowel archieven als inventarissen zijn ze geen van alle openbaar”, verder kan het archief alleen worden ingezien voor “wetenschappelijk onderzoek”.
Laat het nou net de FWOS zijn die verscheidene onderzoeken, uitgevoerd door Rutgers, op het gebied van kinderseksualiteit, financiert. Voorbeelden:
- Als seks(e) niet vanzelfsprekend is: Een levensloopperspectief op de relationele en seksuele ontwikkeling van jonge intersekse personen (2023)
- De leerstoel Seksuele Ontwikkeling, Diversiteit en Gezondheid bij Algemene Sociale Wetenschappen van de Universiteit Utrecht
- ‘Laveren tussen autonomie en loyaliteit’: Seksuele ontwikkeling en beleving van allochtone jongeren (2012)
In haar Programma Wetenschapsbeleid 2019-2023 beschrijft de FWOS dat haar doelstelling het streven “naar inzicht in, en de verwerving en verspreiding van kennis over seksueel gedrag en seksuele beleving, seksueel-emotionele ontwikkelingstrajecten, gender-en seksuele identiteiten van kinderen, jongeren en jongvolwassen en tot 21 jaar” is.13 Lezen we door het programma heen, dan zien we dat de FWOS twee onderzoekslijnen heeft:
-
- Seksuele ontwikkeling van kinderen en jeugdigen in breed perspectief
- Sociaal-culturele context van seksuele ontwikkeling, seksualiteit en seksuele gezondheid van kinderen en jongeren
Een organisatie die zich dus bezig houdt met onderzoek doen naar de seksualiteit van kinderen. Een beetje merkwaardig als je je bedenkt dat deze organisatie de rechtsopvolger is van de Brongersma Stichting. Ook is de FWOS geïnteresseerd in de “psychoseksuele ontwikkeling van LHBT+-jongeren”, waarbij ze gender- en seksuele identiteit onderzoeken en hoe maatschappelijke factoren dit beïnvloeden.Rutgers wordt dus niet enkel gefinancierd door de overheid, maar ook door de FWOS, die in deze zou vallen onder ‘organisaties zonder winststreven.’14
Het is in feite een organisatie die aan het staatsinfuus ligt om te kunnen opereren. Een stichting die, daar gaan we verder in dit artikel op in, een monopolie heeft op seksuele voorlichting. Kort samengevat: een organisatie die verbonden was met de NVSH, geleid door een in ieder geval veroordeelde hebefiel (of efebofiel), die streefde naar pedofilie-acceptatie, met wortels in het neomalthusianisme, die nu onderzoek van Rutgers naar kinderseksualiteit financiert. De Frits Bernard Stichting en Edward Brongersma Stichting hadden grote kinderpornocollecties voor ‘wetenschappelijk onderzoek’, iets wat het OM niet geloofwaardig achtte, mede doordat de oprichters van beide stichtingen pedoseksuelen waren.
Lentekriebels
Dan nu terug naar de ophef: De Week van de Lentekriebels. Zoals gezegd kwam Rutgers met een reactie op de beweringen van Baudet. Een van die beweringen was dat Rutgers het boekje Wat is seks? van de in 2017 overleden Channah Zwiep zou gebruiken in de Lentekriebels-projectweek. Dit was onwaar, aldus Rutgers in een tweet op 22 maart.
Hoewel Rutgers hier een punt had, bevelen ze dit boekje wel aan in hun brochure ‘seksuele opvoeding 6-9 jaar’, onder de titel: ‘Boeken die je samen met je kind kunt lezen.’15 Het mag dan wel geen lesmateriaal zijn, of materiaal voor een projectweek, het is nadrukkelijk een boek dat geschikt is voor kinderen, aldus Rutgers. Dezelfde mevrouw Zwiep schreef in 2008 een artikel over seksuele opvoeding van jonge kinderen. Een onderzoek dat gefinancierd werd door de FWOS, de rechtsopvolger van de Brongersma Stichting.16
Het gaat verder dan dat. Rutgers heeft in 2010 samen met de FWOS een conferentie georganiseerd over seksuele opvoeding van jonge kinderen.17 Ook is er een eenmalig magazine uitgegeven naar aanleiding van deze conferentie, Seksuele opvoeding van jonge kinderen: Gewoon doen!, een gezamenlijke uitgave van de Rutgers NISSO Groep en de FWOS. In dit tijdschrift worden zeer vergelijkbare onderwerpen besproken als nu met De Week van de Lentekriebels. Zo is er een sectie waarin een panel van experts vragen beantwoordt omtrent seksualiteit van kinderen. Vragen over een zesjarige dochter die masturbeert, een achtjarig kind dat porno kijkt en een zoontje van vijf dat doktertje speelt en het buurmeisje heeft gebeft. Waar stopt het normale seksuele gedrag van kinderen? Bij dwang en geweld, zo zegt Van Der Doef, een van de experts, verderop in dit magazine.
Overigens stelt Rutgers in hun reactie op Twitter dat deelname aan hun projectweek vrijwillig is, maar dat tegelijkertijd scholen verplicht zijn om aandacht te besteden aan seksualiteit en diversiteit. Rutgers is de voornaamste stichting die materialen aanbiedt op het gebied van seksuele voorlichting. In hoeverre is hier dan sprake van vrije keuze? Het dunkt me onwaarschijnlijk dat scholen uitvoerig onderzoek laten doen naar de oorsprong van de onderzoeken en materialen van Rutgers. Een juf of meester wil het beste voor hun leerlingen. Daarnaast uitte Rutgers zelf kritiek op deze vrije keuze. Zo werd op 3 oktober 2022 een manifest overhandigd van Rutgers aan Minister van Primair en Voortgezet Onderwijs Dennis Wiersma, genaamd het Manifest voor betere seksuele vorming.18 Hierin gaven zij aan dat de regering meer sturing moest geven met seksuele voorlichting en dat die voorlichting structureel moest worden, met seksueel genot als essentieel onderdeel. Daarmee bedoelen ze niet ’een’ voorlichting, maar hun voorlichting. Zo’n vrije keuze is het dus niet.
Terug naar het magazine. Daar vinden we een lijst over de seksuele ontwikkeling van kinderen per leeftijd. Lees wat erin staat en denk goed terug aan uw eigen jeugd. Dat mag misschien anekdotisch zijn, maar is dit een goed referentiekader voor de seksuele ontwikkeling van een kind?
Deze matrix is afgeleid van de ‘Sexual education matrix’ uit het Standards for Sexuality Education in Europe, een rapport van het WHO en BZgA uit 2010 dat mede is opgesteld door Ineke van der Vlugt van Rutgers.19 In deze matrix worden per leeftijdscategorie richtlijnen genoemd voor het onderwijzen van seksualiteit. Hierin zien we richtlijnen gebaseerd op de algemene en seksuele ontwikkeling van kinderen, maar ook ideologische richtlijnen. Zo gaat het niet enkel om omgaan met gevoelens, grenzen aangeven en basiskennis over het eigen lichaam, wat nuttige vaardigheden zijn voor ieder mens, maar ook over het bewust worden van ‘genderidentiteiten’, kindermasturbatie en contraceptie. Kijken we naar de wetenschappelijke literatuur waarop deze matrix gebaseerd is, dan komen we opvallende auteurs tegen. Voorbeelden: Sandfort — de man die voor NIKS en tal van ander pedofielenbladen schreef, Straver — van de Brongersma Stichting die pleitte voor legalisering van kinderporno, Zwiep — van het Wat is seks? boekje. Daarnaast staan er ook werken in die niet gepubliceerd zijn in wetenschappelijke tijdschriften en enkel als boeken zijn uitgegeven, waarin theorieën belangrijker zijn dan empirische bevindingen. Ook artikelen van personen als Bornemann, bekend van ‘Studien zu Befreiung des Kindes’ (1973), waarin hij erotische kinderrijmpjes uit Frankfurt verzamelde. Bornemann verkondigde destijds hetzelfde standpunt als Brongersma en Frits Bernard,20 dat pedofiele relaties onschadelijk en zelfs bevorderlijk zouden zijn.
Niet alle literatuur komt van auteurs met, zachtgezegd, bedenkelijke opvattingen, maar wel een significant deel vindt haar oorsprong in het bagatelliseren van pedofilie. Daar is deze matrix dus op gebaseerd. Een matrix die gepresenteerd werd in een magazine die door Rutgers en de FWOS samen is opgesteld. De rechtsopvolger van de Brongersma Stichting die onderzoek naar kinderseksualiteit bij Rutgers financiert. Een organisatie die voortkwam uit de pedofilie-acceptatie beweging. Dit brengt ons naar de vraag: in hoeverre is de expertise van Rutgers over kinderseksualiteit het gevolg van de invloed van het FWOS en deskundigen die voorstander waren van legalisering?
Als ‘uit onderzoek’ blijkt dat kinderen van zes jaar oud masturberen en seksuele vorming (of hervorming?) van kinderen nodig is, hoe betrouwbaar is dat onderzoek dan gezien de banden van Rutgers met het FWOS? WC-eend zal vast ook uitvoerig onderzoek hebben gedaan naar WC-eend voordat ze het als beste product op de markt kozen. In de jaren zestig financierde de suikerindustrie onderzoek dat uitwees dat vet de veroorzaker van obesitas was, niet suiker. Als de rechtsopvolger van de Brongersma Stichting onderzoek financiert naar kinderseksualiteit, dan blijkt geheel toevallig dat kinderen masturberen en dat seksualiteit en seksuele diversiteit onderwezen moet worden aan kinderen. Het argument kan zijn dat dwang en geweld het limiet zijn, maar was dat niet het hele punt van Brongersma en het gedoogbeleid; kinderen zouden er zelf profijt van kunnen hebben?
Dit zijn weliswaar geen waterdichte conclusies, maar we moeten zeker niet doen alsof Rutgers een filantropische organisatie is die slechts zaken waar iedereen tegen is, zoals ongeplande tienerzwangerschappen, aanranding en SOA’s, probeert te voorkomen. Het is een stichting met diep neomalthusiaanse wortels, die in een netwerk zit met de rechtsopvolger van de Brongersma Stichting en waarvan de naamgever voorstander van vrije seks was om de groei van de wereldbevolking te beperken. Het is intussen geen geheim dat zowel Edward Brongersma als Rutgers een visie op kindermasturbatie met elkaar delen. Deze ideologisch gedreven stichting verzorgt de seksuele voorlichting van de Nederlandse jeugd.
Seksuele voorlichting is zeker van belang. Dit artikel is zeker geen aanval op seksuele voorlichting an sich, de auteur is daar een voorstander van. Noch is het geen aanval op het onderzoeken van seksuele ontwikkeling van kinderen. Wie waren echter historisch gezien de belanghebbenden bij dit onderzoek? Een Alfred Kinsey, de aartsvader van seksologie, die data heeft verzonnen? Figuren als Bernard, Brongersma, die er persoonlijke belangen bij hadden om kinderseksualiteit te onderzoeken? In hoeverre is de naamsverandering van de FWOS onderdeel van opgedane kennis over de schadelijkheid van deze relaties of van een nieuwe strategie om door te kunnen gaan? Staat Rutgers nog steeds achter de petitie uit 1979? De vraag is of Rutgers de geschikte stichting is voor seksuele voorlichting en in hoeverre het onderzoek naar kinderseksualiteit beïnvloed werd door pedofilie-activisten. Hoe dan ook, de auteur wenst alle kinderen een vrolijke Week van de Lentekriebels!
Organisatielijst
1881: Nieuw-Malthusiaanse Bond
1946: Nederlandse Vereniging voor Seksuele Hervorming (NVSH)
1967: Nederlands Instituut voor Sexuele Hygiëne (NISSO)
1969: Rutgers Stichting
1979: Edward Brongersma Stichting (later FWOS)
1987: Wereldbevolkingsstichting
1999: Fusie NISSO en Rutgers Stichting tot Rutgers Nisso Groep
2011: Rutgers (kenniscentrum, fusie met Wereldbevolkingsstichting)
Verwijzingen
-
- Huygens Instituut, Rutgers, Johannes (1850-1924). ↑
- Zie het artikel Natuur versus natuur. ↑
- De Rutgers-tijdlijn. ↑
- Trouw, Uit de kluisters van de seksuele moraal . ↑
- Dit tijdschrift is te bekijken en te lezen op de Brongersma-wiki, let op: deze bladen zijn echt heel expliciet. ↑
- De Groene, Hoe Den Haag de pedo’s vertroetelde. ↑ ↑
- Trouw, ‘Justitie moet collectie onderzoeken’. ↑
- De petitie en ondertekenaars zijn in te zien op de Brongersma-wiki. ↑
- PSP, Verkiezingsprogramma 1981-1985. ↑
- PSP, Concept Verkiezingsprogramma 1986-1990. ↑
- Zie hier het interview met Pieter Wijnsma. ↑
- FWOS, Jaarverslag 2018. ↑
- FWOS, Missie. ↑
- Zie hier de financiering van Rutgers. ↑
- Dit brochure is te koop en in te zien op de Rutgers webshop. ↑
- FWOS, Onderzoek naar de seksuele opvoeding van jonge kinderen. ↑
- In te zien op het Issuu-account van Rutgers, Seksuele opvoeding van jonge kinderen: Gewoon doen!. ↑
- Zie het manifest hier. ↑
- WHO Regional Office for Europe and BZgA, Standards for Sexuality Education in Europe. ↑
- Baader, Meike Sophia, Zwischen Enttabuisierung und Entgrenzung. Der Diskurs um Pädosexualität und die Erziehungs-, Sexual- und Sozialwissenschaften der 1970er bis 1990er Jahre. ↑
Lees onze huisregels ook even. Wilt u ook meediscussiëren maar bent u nog geen lid? Meld u dan hier aan en geniet van alle voordelen.